skip to Main Content

Zondag 8 mei 2022: Viola Liuzzo, 11 april 1925 – 25 maart 1965

‘Hill blocks view’ staat er op een verkeersbord aan de voet van een heuvel langs US Highway 80 in het hart van Alabama. Automobilisten krijgen het advies een snelheid van 45 mijl (75 kilometer) per uur aan te houden. Maar de overgrote meerderheid trekt zich hier weinig van aan en raast met hoge snelheid de heuvel over. Op de top van de heuvel staan en kerkje en ligt een kerkhof met enkele tientallen graven. Achter het kerkhof strekken eindeloze velden zich uit tot de horizon, ooit plukten zwarte slaven er onder mensonterende omstandigheden katoen. Vanaf het kerkje leidt een pad naar een monument ter herinnering aan Viola Liuzzo. Op 25 maart 1965 werd de 39-jarige Liuzzo, een burgerrechtenactiviste uit Detroit (Michigan), hier vlakbij vermoord door leden van de Ku Klux Klan.

In de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw ontwikkelde de staat Alabama in het zuiden van de VS zich tot het middelpunt van de zwarte burgerrechtenbeweging. Zo begon in december 1955 met de weigering van Rosa Parks (zie onderstaande foto) haar plaats in een bus aan een witte passagier af te staan de Montgomery Bus Boycott. Onder leiding van een charismatische dominee, de 26-jarige Martin Luther King Jr., wist de zwarte gemeenschap meer dan een jaar lang het busbedrijf in de hoofdstad van Alabama te mijden door een particulier systeem van taxi’s op te zetten en vele kilometers te voet af te leggen. Het resulteerde uiteindelijk in een einde aan de segregatie in de lokale bussen.

Groepjes witte en zwarte studenten, Freedom Riders, probeerden in de lente en zomer van 1961 ook het interstatelijke busvervoer en de wachtruimtes te integreren. Na talloze bedreigingen, arrestaties en een hoop geweld – een groep met onder meer het latere Congreslid John Lewis werd op het busstation in Montgomery in elkaar geslagen, en in Anniston in het oosten van Alabama ging een bus in vlammen op (zie onderstaande foto) – bereikten ook zij hun doel.

Twee jaar later wilden Vivian Malone en James Hood zich als eerste zwarte studenten inschrijven aan de University of Alabama in Tuscaloosa. Het Amerikaanse Hooggerechtshof had in 1954 segregatie in het onderwijs al in strijd met de grondwet verklaard, maar de beruchte gouverneur van Alabama, George Wallace, wilde hier niets van weten. ‘Segregation now, segregation tomorrow, segregation forever,’ had hij tijdens zijn inauguratie begin 1963 nog dreigend laten weten. Op 11 juni 1963 blokkeerde Wallace hoogstpersoonlijk de toegang tot de universiteit voor Malone en Hood. Maar deze actie, die bekend zou komen te staan als the stand in the schoolhouse door, was vooral voor de bühne: president John F. Kennedy had immers vooraf al te kennen gegeven er alles aan te doen Malone en Hood te helpen. Toen de president de Alabama National Guard onder federale controle plaatste, moest Wallace dan ook een stap opzij zetten.

75 kilometer ten westen van Tuscaloosa demonstreerden zwarte schoolkinderen rond diezelfde tijd in Birmingham tegen de segregatie in de grootste stad van Alabama. De protesten kregen nationale en internationale aandacht nadat de beruchte politiecommissaris van Birmingham, Eugene ‘Bull’ Connor, waterkanonnen inzette en zijn mannen met politiehonden en wapenstokken op de scholieren afstuurde. Het hoofdkwartier van de burgerrechtenbeweging in Birmingham, de 16th Street Baptist Church, was vervolgens op 15 september 1963 het doelwit van een bomaanslag waarbij vier zwarte tienermeisjes (zie de onderstaande foto) om het leven kwamen: de 11-jarige Denise McNair en Addie Mae Collins, Carole Robertson en Cynthia Wesley (allemaal 14 jaar). Diezelfde dag werden in de stad ook nog twee zwarte tienerjongens vermoord: een door de politie (Johnny Robinson, 16 jaar) en een door racistische witte jongeren (Virgil Ware, 13 jaar). Door de afschuwelijke gebeurtenissen in Birmingham kon Washington DC niet langer meer aan de zijlijn toe blijven kijken. En nog geen jaar later ondertekende president Lyndon B. Johnson de Civil Rights Act, waarmee discriminatie op basis van ras, kleur, religie, nationaliteit of geslacht strafbaar werd gesteld.

Maar met de aanname van de Civil Rights Act was de strijd in het Zuiden nog niet voorbij. Staten als Alabama hadden namelijk volledige zeggenschap over het kiesrecht en ze maakten het door zaken als taaltesten, extra belastingen en allerlei bureaucratische hindernissen voor zwarte inwoners vrijwel onmogelijk zich te registreren als kiezer. Om aan deze schandelijke praktijken een einde te maken riepen zwarte leiders op tot federaal toezicht vanuit Washington.


Op 18 februari 1965 werd na afloop van een demonstratie voor hervorming van het kiesrecht de 26-jarige Jimmie Lee Jackson (zie bovenstaande foto) vlakbij het stadje Selma in elkaar geslagen en neergeschoten door agenten van de staatspolitie. Toen hij een week later stierf was de woede binnen de zwarte gemeenschap enorm. Ondanks dreigingen van geweld door organisaties als de Ku Klux Klan werd besloten uit protest een mars te organiseren naar Montgomery. (Iets meer dan 100 jaar eerder kwamen de zuidelijke staten die zich aan de vooravond van de Amerikaanse Burgeroorlog hadden afgescheiden van de VS hier samen om een nieuwe natie op te richten: de Geconfedereerde Staten van Amerika. In Montgomery werd toen ook een voorlopige grondwet aangenomen en een president verkozen: Jefferson Davis. Tot op de dag van vandaag staat er een standbeeld van deze landverrader en strijder tegen afschaffing van de slavernij naast het staatsparlement.)

Op zondag 7 maart 1965 vertrokken rond de 500 demonstranten, met in hun gelederen onder meer John Lewis, vanuit de Brown Chapel AME Church in Selma voor de meer dan 80 kilometer lange protestmars naar Montgomery. Ver kwamen ze echter niet. Aan de voet van de Edmund Pettus Bridge werd de groep namelijk opgewacht door agenten van de staatspolitie. Toen de demonstranten vervolgens weigerden om te keren, werden ze door de leden van de Alabama State Police onder de voeten gelopen en op gruwelijke wijze mishandeld.

Foto’s en beelden van Bloody Sunday gingen de wereld over en werden in Detroit met ontzetting bekeken door Viola Liuzzo. Liuzzo was in 1925 in diepe armoede in Tennessee opgegroeid, en de alledaagse realiteit van de gesegregeerde samenleving had grote indruk op haar achtergelaten. Toen ze later met haar gezin naar de Motor City verhuisde, zag ze vervolgens ook daar hoe zwarte Amerikanen als tweederangsburgers werden behandeld. Het leidde ertoe dat de moeder van vijf kinderen in 1964 lid werd van de NAACP (National Association for the Advancement of Color People), de belangrijkste beweging die opkwam voor de rechten van zwarte Amerikanen.

Twee dagen na Bloody Sunday vertrok een nieuwe groep demonstranten onder leiding van Martin Luther King Jr. (zie onderstaande foto, samen met president Johnson) vanuit Selma naar Montgomery. Ook nu stond er aan de voet van de brug weer een linie agenten klaar, maar tot geweld zou het dit keer niet komen. De demonstranten knielden, gingen in gebed en maakten daarna rechtsomkeert. Later die dag vermoordde een racistische, witte meute wel James Reeb, een dominee uit Boston die als vrijwilliger naar Selma was gekomen. Bloody Sunday en de moord op Reeb leidde er mede toe dat president Lyndon B. Johnson een week later het Congres aanspoorde haast te maken met de aanname van een federale kieswet, de Votings Rights Act. ‘In our system the first and most vital of all our rights is the right to vote,’ zei hij.

De dag na de speech van LBJ besloot Viola Liuzzo vanuit Detroit naar Selma te rijden om de activisten te helpen. Op 21 maart 1965 vertrok er onder zware bewaking van federale troepen een nieuwe groep demonstranten richting Montgomery. Liuzzo hielp bij de registratie van deelnemers, liep stukken mee en vervoerde met haar auto mensen, eten en drinken. De tocht van Selma naar Montgomery langs US Highway 80 zou vijf dagen duren. Slecht weer, vermoeidheid en zere voeten matten de deelnemers volledig af. Maar het gevoel van triomf was groot toen uiteindelijk het parlement van Alabama werd bereikt. Martin Luther King Jr. sprak er een mensenmassa van 25 duizend toe. En de boodschap van de dominee voor gouverneur George Wallace – die weigerde King te ontvangen en in zijn kantoor bleef – was kraakhelder: ‘We are no longer fighting for a seat at the lunch counter, the stakes are higher now. We are fighting for a a seat at the legislature.’ En, voegde hij toe: ‘Segregation is on its deathbed.’ De mars werd afgesloten met het zingen van ‘We shall overcome’, het protestlied van de burgerrechtenbeweging.

Niet veel later reed Liuzzo met haar auto verschillende deelnemers aan de protestmars van Montgomery terug naar Selma. Na in Selma een groepje te hebben afgezet, keerde ze ‘s avonds samen met de 19-jarige zwarte vrijwilliger Leroy Moton terug naar Montgomery. Halverwege de rit kwam er een auto naast hen rijden waarvanuit werd geschoten. Moton overleefde de aanslag, maar Liuzzo niet.

Een dag na de moord op Liuzzo sprak president Johnson op de nationale televisie het Amerikaanse volk toe. ‘Mrs. Liuzzo went to Alabama to serve the struggle for justice,’ verklaarde hij. ‘She was murdered by the enemies of justice, who for decades have used the rope and the gun and the tar and feathers to terrorize their neighbors.’ LBJ liet tevens weten dat er vier verdachten waren gearresteerd: leden van de Ku Klux Klan.

Al snel bleek een van de verdachten een betaalde FBI-informant te zijn die niet vervolgd kon worden. En dat terwijl de man ook betrokken geweest bleek te zijn bij gewelddadige aanvallen op Freedom Riders in 1961 en bij de bomaanslag op de 16th Street Baptist Church in 1963. De andere drie verdachten werden in oktober 1965 binnen twee uur door een geheel witte jury voor een staatsrechtbank vrijgesproken. In een daaropvolgende federale rechtszaak kregen ze elk een gevangenisstraf van tien jaar opgelegd, niet voor moord maar voor een obscure strafgrond uit de 19e eeuw. Jaren later klaagden de kinderen van Liuzzo de FBI aan, maar ze verloren de zaak en werden veroordeeld tot het betalen van duizenden dollars aan proceskosten. Om gek van te worden…

Viola Liuzzo werd op 30 maart 1965 in aanwezigheid van onder anderen Martin Luther King Jr. in Detroit begraven. Nog geen half jaar later zette president Johnson zijn handtekening onder de Voting Rights Act, en kwamen zuidelijke staten met een geschiedenis van discriminatie voor wat betreft het kiesrecht onder federaal toezicht te staan. In de jaren daarna kwamen er miljoenen zwarte kiezers in de VS bij. Het percentage geregistreerde zwarte kiezers in Alabama steeg bijvoorbeeld van 13,4 procent in 1962 naar 56,7 procent in 1968. ‘Hands that picked cotton…now can pick our public officials,’ luidde in die tijd de tekst op een informatiefolder.

In 1982 werd er een speeltuin in het noordwesten van Detroit naar Viola Liuzzo vernoemd, waar een paar jaar geleden een standbeeld van haar werd onthuld. (zie bovenstaande foto). En in 2015 kreeg de burgerrechtenactiviste postuum een eredoctoraat van Wayne State University, de grootste universiteit van de Motor City, toegekend. In Alabama bevindt zich bovendien sinds 1989 het Civil Rights Memorial dat is opgedragen aan Liuzzo en tientallen andere martelaren van de civil rights movement. En dan is er dus ook nog het monument langs US Highway 80, omringd door een hek nadat er verschillende keren de Confederatievlag op werd geschilderd.

In de strijd voor rechtvaardigheid betaalde Viola Liuzzo de hoogste prijs. Dat mag nooit vergeten worden.

Back To Top